Karen Damen heeft een gelukkige jeugd gehad. Maar ze bekent wel in De Morgen dat ze een heel ambetant kind was. Ze kon namelijk niet erg goed met gezag om.
“Dan nam ik mezelf bijvoorbeeld voor om na het eten de tafel af te ruimen, maar dan zei mijn moeder net na de laatste hap: ‘ruimde gij de tafel maar eens af’. Dan was mijn goesting over. Dan deed ik het niet meer. Ik zie dat gedrag heel hard terug bij mijn zoon. Toch hing ik enorm aan mijn moeder. Als zij op maandagavond naar het wekelijks koor ging, werd ik soms hysterisch. Dan miste ik haar zo hard, ook al ging het maar om een paar uur.”
Karens zus, Kirsten, was dan weer het tegenovergestelde van Karen. Maar nu zijn de twee twee handen op één buik.
“In mijn moeders ogen zou Kirsten er wel geraken. Maar ons Karen, dat was een ander paar mouwen. Achteraf denk ik: ocharme, mijn zus had die aandacht ook nodig. Maar omdat wij zo verschillend waren en thuis samen onder een dak woonden, zorgde dat voor enorm veel ruzies tussen ons. Later heeft mijn moeder extra veel zorg aan de kinderen van mijn zus besteed wanneer ze opvang nodig hadden. Daardoor is er meer evenwicht tussen ons ontstaan. En toen mijn vader anderhalf jaar geleden stierf, was ik enorm blij dat ik een zus had met wie ik dat verdriet kon delen. Nu zijn wij inderdaad beste vriendinnen.”